
George Maduro vond de dood in een concentratiekamp. Hij was nog geen 29 jaar oud. De laatste vijf jaar van zijn leven vocht George tegen de Duitsers. Die strijd begon direct in mei 1940 toen de Duitse strijdkrachten Nederland binnenvielen. Daarna ging hij in het verzet tegen de bezetters. Tot hij moest vluchten, opnieuw werd gepakt, voor de derde keer in de gevangenis belandde en in het kamp omkwam.
George geeft een gezicht aan Joods verzet – een onderwerp dat vaak over het hoofd wordt gezien. Je hoort nog wel eens het hardnekkige misverstand dat Joden in Nederland zich niet zouden hebben verzet tegen de Holocaust, die plaatsvond tijdens de Duitse bezetting. De werkelijkheid was anders.
Tal van manieren
Joden in Nederland reageerden op tal van manieren op de vervolging. Ze getuigden van hun geloof of cultuur. Ze lieten zich niet terroriseren. Ze vochten terug. Ze protesteerden. Ze schreven voor en maakten en illegale bladen. En hielpen die te verspreiden, vaak met groot gevaar voor hun eigen veiligheid. Ze onttrokken zich aan deportatie. Bijna dertigduizend Joden doken onder – een op de vijf Joden in Nederland – ondanks de Duitse overmacht, het negeren of zelfs steunen van de deportatie door leiders van Nederlandse overheidsinstanties en andere organisaties, en ondanks collaboratie, verraad en ontoereikende hulp van niet-Joodse landgenoten.
Netwerken om elkaar te helpen
Joden vormden netwerken om elkaar te assisteren in de onderduik. Ze hielpen opgepakte Joden ontsnappen uit deportatiecentra, treinen en doorgangskampen. Ze probeerden de deportatie te ontregelen met brandbommen en aanslagen. Ze stonden elkaar bij in pogingen om te overleven in vernietigings- en slavenarbeidskampen. En ze kwamen daar in opstand.
Joden vormden of sloten zich ook aan bij algemene, dat wil zeggen, niet-specifiek Joodse of gemengde verzetsgroepen. Een relatief groot aantal Joden deed dat in vergelijking met niet-Joden. Joden waren eveneens voortrekkers van gewapend verzet.

Een van hen was de kapster Lien Kuyper uit Rotterdam. Zij sloot zich aan bij de Landelijke Organisatie voor Hulp aan Onderduikers (LO). Lien was in 1942 ondergedoken. Eerst zwierf ze van schuilplaats naar schuilplaats. Tot de leider van de LO haar in februari 1943 in Amsterdam-Zuid ophaalde en naar zijn boerderij in Drenthe bracht. Hij stelde Lien aan als zijn persoonlijke koerierster. Zij was ook betrokken bij gewapende aanslagen. Dochters van de LO-leider beschreven Lien na de bezetting als een kordate en aantrekkelijke vrouw, vrolijk, soms heel geestig en ook erg moedig.
Weigerde te vluchten
Lien bleekte haar zwarte haar tot een rossige kleur. Ze kreeg een vals persoonsbewijs, maar op 17 juli 1943 werd Lien in Ugchelen gearresteerd. De politie bracht haar naar Westerbork, een doorgangskamp voor transporten van Joden naar Oost-Europa. De LO wilde een poging doen om Lien uit Westerbork te bevrijden. Zij weigerde echter te vluchten omdat voor iedere ontsnapte gevangene de nazi’s een aantal medegevangenen op straftransport stelden. Lien schreef op een briefkaart van 14 augustus 1943: ‘We komen er wel doorheen hoor.’ En op 24 augustus: ‘Op dit ogenblik zit ik in de trein en gaan we onze grote reis maken. Ik ben vol goede moed.’ Drie dagen later kwam Lien aan in Auschwitz, waar ze werd vermoord.
Al de vormen van Joods verzet komen aan de orde in mijn nieuwe boek – Omdat ik geen lam voor de wolven wil zijn: Joods verzet in Nederland in de Tweede Wereldoorlog.
